China & Religie: Islam, versmelting of vernietiging
De Volksrepubliek China is niet enkel seculier, het is een atheïstische staat. Maar wat betekent dat? Hoe gaat de Partij om met verschillende religies, en welke rol speelt religie in de samenleving? In vijf artikelen bespreek ik de officieel erkende religies: Boeddhisme, Daoïsme, Islam & Christendom, en tenslotte kijk ik nog naar de religieuze dimensie van het Confucianisme. Vandaag op het menu: Islam, en de houding van de staat tegenover twee verschillende groepen, de Oeigoeren en de Hui.
De laatste jaren is er steeds meer informatie aan het licht gekomen over de mensonterende situatie waarin veel Oeigoeren verkeren. Deze bevolkingsgroep die in de westelijke provincie Xinjiang leeft, wordt stelselmatig onderdrukt door de Chinese Partij. Een van de extreemste vergrijpen zijn de gedwongen abortussen die door Oeigoerse vrouwen zijn gerapporteerd. Wegens deze en vele andere mensenrechtenschendingen heeft de Nederlandse Tweede Kamer daarom afgelopen februari besloten dat het hier gaat om een genocide, een besluit dat bijval vindt in een groot deel van de Westerse wereld. Al ontkent de Chinese overheid steevast de beschuldigingen en stelt het dat het gaat om vredelievende heropvoedingskampen, het bewijs van strafkampen plus de getuigenissen van gevluchte Oeigoeren is voldoende overtuigend om te kunnen zeggen dat het werkelijk gaat om een volkerenmoord.
De heropvoeding van meer dan een miljoen Oeigoeren is volgens de overheid nodig om moslimextremisme tegen te gaan. Het afgelopen decennium hebben Oeigoerse groeperingen terroristische aanslagen gepleegd, deels in naam van de Islam. Vervolgens zijn in Xinjiang vrijwel alle religieuze vrijheden ingeperkt. Vanuit de Europese media ontstaat soms het beeld dat alle moslims in China te maken hebben met deze onderdrukking, maar helemaal waar is dat niet. Daarom wil ik het hebben over twee islamitische bevolkingsgroepen, de Hui en de Oeigoeren, en hun plek in de Chinese samenleving.
Versmelting
Net als het Christendom bereikte de Islam China al in de 7e eeuw via de Zijderoute. Anders dan het Christendom is het sindsdien wel continu aanwezig geweest. Centraal-Aziatische en Arabische moslims speelden in de eeuwen erna een steeds grotere rol in het handelsleven. Geleidelijk integreerden ze zich in de Chinese samenleving en mengden met Han-Chinezen. Uiteindelijk ontwikkelden ze zich tot een eigen bevolkingsgroep, die Huihui (en later Hui) werden genoemd. Deze Hui verspreidden zich over het Chinese rijk, en waren met name aanwezig in stedelijke gebieden.
Ondanks hun uiterlijke overeenkomsten met Han-Chinezen, en het feit dat ze Mandarijn spreken, worden de Hui gezien als een minderheid, een van de 55 die de Chinese overheid erkent. Bepalend in hun etniciteit is dus hun religie; dat is immers wat hen onderscheidt van de Han meerderheid.
De houding van de Chinese Partij tegenover de Hui is anders dan tegen de Oeigoeren. Er is een duidelijke controle over hun religieuze leven, maar de verregaande maatregelen zoals in Xinjiang zijn niet van kracht. Hun overeenkomsten met de Han-Chinezen vormen een mogelijke reden hiervoor. Op vrijwel alle fronten, afgezien van religie, zijn de Hui “typisch Chinees”. Daarom vormen ze geen grote afwijking binnen de samenleving, en dus ook geen bedreiging voor de stabiliteit. Bovendien zijn ze niet gecentreerd in een bepaalde regio; er is niet één provincie die zichzelf zou kunnen uitroepen tot een Hui-staat.
Verovering
De Oeigoeren kennen een heel andere geschiedenis, eentje die veel minder samenvalt met de Chinese. Het Centraal-Aziatische volk is immers nog niet lang een onderdeel van China. Xinjiang werd pas in de laatste dynastie, de Qing, ingelijfd. Letterlijk betekent het dan ook “nieuwe grens”, de naam die het kreeg van de toenmalige keizer Guangxu. De benaming Oeigoers is ook een relatief recente (her)uitvinding; hiervoor was er geen sprake van eenheid, maar van een meerderheid van Turks sprekende steppevolkeren.
Oeigoeren verschillen etnisch, taalkundig, historisch en religieus gezien van Han-Chinezen. Omdat ze zo weinig in overeenkomst hebben met de dominante Chinese cultuur, voelen velen zich geen onderdeel van de Volksrepubliek, en koesteren de droom zich af te scheiden. Dit separatisme, in respons op jarenlange discriminatie van de staat, heeft geleid tot meerdere terroristische aanslagen in de afgelopen paar decennia.
Voor de verovering werd de regio door veel Han-Chinezen gezien als vol met barbaarse volkeren, die een bedreiging vormden voor de stabiliteit van de grenzen van het rijk. Dergelijke stereotypen en minachtende ideeën blijven pervasief in het China van vandaag de dag. De centrale Chinese cultuur is de ware cultuur, en andere regio’s dienen zich aan te passen. De term “heropvoeding”, die gebruikt wordt voor de Oeigoeren, duidt op een paternalistische relatie, waarbij de beschaafde Han-Chinees de barbaar leert om zich te gedragen.
Dit proces heet sinificering, ofwel het Chinees maken van andere culturen. Het doel hiervan is stabiliteit scheppen: een land dat verenigd is, niet in diversiteit, want dat brengt misschien spanningen met zich mee, maar verenigd in uniformiteit. Sinificering heeft een culturele kant; de Partij is constant bezig hun waarden en gebruiken te propageren en prioriteren. Imams, die aangesteld zijn door de staat, krijgen verplicht les in communistische ideologie, om hun loyaliteit aan de Partij te verzekeren.
Bovendien heeft het een etnische component: de laatste decennia zijn steeds meer Han-Chinezen naar de westerse provincies getrokken, wat heeft geleid tot een vermenging van de bevolking. Deze Han-Chinezen hebben ook vaker een goede baan (binnen de publieke sector), en daarmee meer prestige. De strategie van de Partij is dat minderheden zich aanpassen aan deze meerderheid, in de hoop ook te stijgen op de sociale ladder. Een ernstigere vorm van etnische sinificering is de gedwongen geboortebeperking onder de Oeigoeren (terwijl in de rest van het land men juist wordt aangemoedigd om meer kinderen te krijgen), die de verhouding tussen minderheid en meerderheid nog meer verandert. De onderliggende reden zou ik beschrijven als volgt: Een stabiel China kan enkel bestaan zonder Oeigoeren met een eigen culturele identiteit.
Dit verwerpelijke gedachtegoed uit zich momenteel in massasurveillance, strafkampen, en een eindeloze lijst met verboden op Islamitische gebruiken. In Xinjiang wordt de term moslim door de overheid gelijkgesteld aan separatisme en terrorisme. Religie wordt gepresenteerd als de scheidslijn, maar politiek en etniciteit staan werkelijk centraal. Tijdens enkele rellen riepen Oeigoerse separatisten “weg met de Hui”. Ondanks hun gedeelde godsdienst is er dus geen gedeeld groepsgevoel.
Kort gezegd: de Islam is een onderdeel van de identiteit van zowel de Hui als de Oeigoeren, maar bij de laatste valt het religieuze afwijken samen met een etnisch, linguïstisch en historisch afwijken. De Chinese Partij ziet deze identiteit als een grotere bedreiging voor de stabiliteit, en daarom is er een gewelddadige crackdown op de Oeigoeren, en niet op de Hui.
Althans, dat was tot voor kort het geval.
De Grote Ommeslag
De afgelopen vijf jaar is het hierboven geschetste beeld veranderd. Waar buitenlandse journalisten in 2014 nog spraken over een Islamitische heropleving in China, worden nu de alarmbellen geluid. Wat er zo’n 10 jaar geleden in Xinjiang gebeurde, gebeurt nu in Ningxia, Henan en andere provincies met een grote Hui-populatie.
Weliswaar is de angst voor Oeigoers terrorisme en separatisme nog vele malen groter dan voor de Hui, toch neemt de Partij meer en meer strenge maatregelen, met als reden de bestrijding van zogenaamde Salafistische en Wahabistische invloeden vanuit het buitenland.
De reden is deels een politieke verandering: religieuze zaken vallen nu onder het Verenigd Front, wat onderdeel is van de Partij, niet de overheid. In een eenpartijsysteem betekent dat onderscheid misschien niet heel veel, maar de Partij opereert nog minder dan de staat binnen het wettelijke systeem. Waar de staat voor 2018 trachtte “normale” godsdienstuitingen te bemoedigen als alternatief voor radicaler gedrag, heeft de Partij onder Xi Jinping besloten zich volop te richten op vergaande sinificering en uitwissing van "uitheemse" religies.
De Communistische Partij beschouwt nu dus alle vormen van Islam als een bedreiging voor de harmonie. Is dat terecht? Net zoals we zagen bij het Christendom, is de Islam fundamenteel niet compatibel met een totalitair regime, dat volledige onderdanigheid eist. Het woord Islam betekent “overgave”, een overgave die niet deelbaar is voor meerdere heren. In de beginjaren van het millennium leek het misschien nog alsof de Volksrepubliek in staat was om een liberalere koers te gaan varen, waarbij er ruimte was voor religie, maar onder Xi Jinping vervaagt deze hoop meer en meer.
Reacties
Een reactie posten