China en de geschiedenis van Mensenrechten: Rén en de Onmogelijkheid van Vertaling

Vorige week stelde ik twee monolithische vragen: wat is de geschiedenis van mensenrechtenfilosofie in China, en welke rol hebben Chinezen gespeeld in de totstandbrenging van de hedendaagse mensenrechten? In mijn bespreking van P.C. Chang en zijn pragmatische kijk op mensenrechten heb ik een beginnetje gemaakt aan de tweede vraag. Vandaag gaat het wederom over zijn bijdragen aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, namelijk het vaak verkeerd begrepen woord “geweten”.


De Alleenheerschappij van het Verstand 

We keren terug naar het zo bekende eerste artikel van de UVRM: 

Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.

Deze onwrikbaar voelende woorden hebben net als alle andere teksten een geschiedenis, zo zagen we al bij de vurige discussie tussen “God” en “Natuur”. Het pleidooi voor door natuur gegeven rechten was niet het enige nalatenschap van de westerse Verlichting. Ook het woord “verstand”, oftewel reason in het oorspronkelijke Engels, verraadt dit. 

Als er namelijk één woord is waarmee je de Verlichting zou kunnen samenvatten, dan is dat reason, ratio. Het belang van de wetenschap groeide, en de wetenschappelijke methode werd meer en meer rationalistisch. De blik richtte zich op de intellectuele capaciteiten van de mens. Met de woorden cogito ergo sum beweerde René Descartes dat het kenbare leven werd bevestigd door de perceptie van het individu, en niet door de beleving van een groep, of een objectieve wijsheid die ontvangen wordt. Bij Immanuel Kant is de rede de basis van de ethiek. Wij bezitten deze immers allemaal (of ja, volgens Kant de blanke man tenminste) en daarom dienen we elkaar niet als middel te gebruiken. Onze aangeboren rede is de universele verbinding tussen elkander.   

Nu is de ratio niet een ontdekking van Descartes of Kant. Sophie Oluwole benadrukt het belang van de rede van de Yoruba denker Ọrunmila, die zo’n 500 jaar voor Christus leefde in wat nu Nigeria is. In de Mencius lees je dat de geest het belangrijkste geschenk is van de Hemel. Jodendom, Christendom en Islam hebben lange intellectuele tradities die de nadruk leggen op het gebruiken van het verstand om tot inzicht te komen.

De wereldgeschiedenis indelen in twee tijdperken - een van de pre-ratio en een van de ratio- is dus niet echt zinnig. Dat rede een concept is dat universeel toepasbaar is, lijkt me goed verdedigbaar. Maar dat de rede de eigenschap bij uitstek is die de mens tot mens maakt, is dat wel zo?


De vertaling van het fundament

In de eerste versie, die van de Franse René Cassin, werd rede immers als enige gift genoemd. Het is op dit punt dat P.C. Chang kritiek leverde. Hij was het wel eens dat verstand benoemd moest worden, maar vond het een te nauwe kijk op de menselijke waarde. De mens is niet alleen mens wegens hun verstand, maar ook wegens een andere kwaliteit. Die kwaliteit omschreef hij met het Chinese concept rén (仁).

De betekenis van rén is af te lezen uit het karakter: 仁 bestaat uit twee onderdelen, 人 en 二, die respectievelijk ‘mens’ en ‘twee’ betekenen. De mens is mens in zijn verbinding met andere mensen. Rén is het woord dat het bewustzijn van deze existentiële waarheid benoemt. Uit rén komt je menselijke plicht voort, de plicht om je naaste goed te behandelen.

Chang verwees met dit concept naar een lange confucianistische traditie. Zowel Confucius als Mencius prezen rén als een eigenschap die alle goede mensen bezaten, en waar een echt heerser niet zonder kon. Voor Mencius was het zelfs eigen aan de mens als soort. Hij beweerde dat ieder mens bij geboorte de potentie tot rén bezit. Hij gebruikte zelf het voorbeeld van een mens dat een kind in een put ziet vallen. De eerste reactie van elk mens is om het kind te redden. Dat doen we niet voor prestige, voor een beloning of voor ons eigen ego; het is instinctief, een inherent deel van het menszijn, aldus Mencius.

Je ziet misschien dat ik het cruciale woord nog niet heb vertaald. In het Nederlands is de algemeen geaccepteerde vertaling van rén ‘medemenselijkheid’, en dat vind ik een treffende en beeldende beschrijving. Uit dat woord klinkt de kern: mens zijn betekent medemens zijn. Het Engels moet zo’n passende vertaling ontberen, althans, Chang kende geen woord dat voldoende de lading dekte. Hij bedacht daarom een nieuw woord, ‘two-manmindedness’.

In de vergadering was men het weliswaar eens dat het concept rén een goede toevoeging was aan de Verklaring, maar was niet tevreden met de ietwat houterige vertaling die Chang had voorgesteld. Het woord ‘benevolence’ werd genoemd, maar weer opzij gelegd; misschien klonk dat wat uit de hoogte. Naar mijn gevoel kan je een koning zo omschrijven, maar kan een simpele boer echt benevolent zijn? 

Uiteindelijk werd besloten op het woord ‘conscience’, en werd dit naar het Nederlands vertaald als ‘geweten’. Dit zijn mijns inziens twee grove vertaalfouten, die allebei een heel andere betekenis hebben dan het geopperde rén. ‘Conscience’ heeft de bijklank van bewustzijn, dat veel lijkt op de rede, terwijl op dat concept juist moest aangevuld worden met een minder cognitief begrip. De Nederlandse vertaling ‘geweten’ brengt ons eveneens op een verkeerd spoor; dit benadrukt een individualistisch onderdeel van een mens, onze interne adviseur. Het geweten kan wel het bewustzijn van de ander benoemen, maar toch komt ‘geweten’ niet over als het verbindende element tussen mensen.

Vertalen als Vertrouwenssprong

Kortom, de toevoeging van rén aan het eerste artikel was toch niet zo’n grote overwinning als Chang misschien had gehoopt. Zelfs in het Mandarijn is de Universele Verklaring gebaseerd op het Engels, en is het woord ‘conscience’ niet met rén, maar letterlijk vertaald, met liángxin 良心. De conclusie is wat teleurstellend: de rechten van de UVRM mogen dan velerlei culturele oorsprongen hebben, de formulering vindt haar fundament ontegenzeggelijk in het Engels. Daardoor is het document partijdig. 

Deze bevooroordeeldheid geldt voor de hele aard van het document; mensenrechten zijn een relatief recente term, waarvan de oorsprong westers is. Het waren de Franse en de Amerikaanse revoluties die doorslaggevend waren. Deze redenering kan je nog verder doortrekken: het instituut van de Verenigde Naties is gebaseerd op de idee van de natiestaat en ook dit is een nalatenschap van Europese en Amerikaanse concepten. Het algemeen geaccepteerde kader waarin we de wereld indelen, is verre van neutraal.  

Omdat het begin van wat wij moderniteit noemen vrijwel altijd wordt toegewezen aan het Westen, zitten we met het probleem dat andere moderniteiten niet onafhankelijk gezien kunnen worden van de “bron”. Of we het nu hebben over Japan, Zuid-Amerika of het Midden-Oosten, de economische, politieke, culturele en sociale ontwikkelingen die we als modern aanduiden zijn getekend door de hegemonie van de westerse wereld in de 19e en 20e eeuw.

Dit betekent desondanks niet dat moderne waarden louter westers zijn. Ik keer terug naar rén. Alhoewel het misschien moeilijk vertaalbaar is, schetst het woord een beeld dat voor vele mensen uit vele culturen herkenbaar is. Naastenliefde, broederschap, solidariteit; in al deze termen schuilt een bewustzijn en waardering van de ander als mens. Rén als woord is een Chinees woord, maar de kern reikt over taalbarrières heen, en verrijkt onze blik.  

Een stemmetje in mijn hoofd begint nu hard te roepen: Kan een begrip of een tekst wel echt vertaald worden? Zit het niet gevangen in zijn culturele context? Je hoeft maar te zoeken op internet en je vindt waslijsten van onvertaalbare woorden. Het Nederlandse voorbeeld is ‘gezelligheid’, wat natuurlijk net niet hetzelfde is als hygge, cosy, gemütlich of rènào. Nog unieker is het Portugese saudade (simpel vertaald als ‘heimwee naar iets wat je niet hebt meegemaakt’), een woord over wiens betekenis boeken volgeschreven zijn.   

Toch zou ik zeggen dat we ondanks al deze twijfels moeten waken voor cultureel relativisme. Zeker, in vertaling worden fouten gemaakt, en een precieze overlevering van informatie zal niet bestaan. Dit geldt evengoed voor andere communicatie, want elke vorm van communicatie is een vertaalslag. Geen enkele woordenschat is identiek, geen enkel woord betekent precies hetzelfde of roept dezelfde associaties op. Toch blijven we communiceren. Het opstellen van universele rechten is, net als elk werkelijk gesprek, een vertrouwenssprong dat er tussen mensen en culturen wél begrip, wél overeenkomst, wél rén is.

Wat ik met deze serie dan ook probeer duidelijk te maken is niet dat de Chinese cultuur 'onze' mensenrechten heeft bepaald. Wat ik veeleer probeer is te onderzoeken welke formuleringen het Chinese denken biedt. Formuleringen om de menselijke conditie mee te duiden en te verhelderen, formuleringen die we als mens herkennen en waar we uit kunnen leren.  

PS: Vergeef me de vreselijke veralgemeniseringen in dit artikel. Om nog even te benadrukken: Noch het Westen, noch China is één cultuur. Cultuur is pluralistisch en beweeglijk, is het proces van uitwisseling en verandering. Bovendien is het probleem van de vereenzelviging van modern en westers veel complexer, en is het moderne Westen evenveel gevormd door de rest van de wereld als dat het de rest van de wereld heeft gevormd. 


Reacties

Populaire posts van deze blog

Muziek, Anarchie & Zweven buiten het Universum - Jan de Meyers De Weg & De Deugd

De Zoektocht naar het Menselijke na Mao: Dai Houyings Stones of the Wall

De Litouwenrel: China's praktijk in de internationale betrekkingen