De Angstige Kluizenaar: Daoïstisch En Christelijk Commentaar op het Teruggetrokken Leven

Het beeld van de kluizenaar heeft me altijd geboeid. Het is iemand die het leven wijdt aan wijsheid, aan deugd, aan de ware dingen in het leven. Centraal daarin staat het opofferen. Want om de volledige aandacht te richten op het goede, dient men zich ver te houden van alles dat afleidt, en er is zo veel dat ons kan afleiden. Daarom is de kluizenaar bereid om op te geven: lekker eten, seks en ander genot, vrienden of andere sociale contacten, een leven zoals alle anderen. De wereld opgeven is een van ‘s werelds lastigste opgaven.

In mijn recensie van De Deugd en de Weg stond ik al even stil bij de kluizenaar uit de eerste tekst van Ruan Ji, die het volgens de daoïstische Meester Grootmens bij het verkeerde eind heeft. Hij deed me denken aan Vader Sergius, uit het gelijknamige verhaal van Lev Tolstoj. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen deze twee personages, en wat zegt dat over christendom en daoïsme?

Op de vlucht voor begeerte

Over de kluizenaar uit het verhaal van Ruan Ji is weinig bekend; hij geeft een monoloog van ongeveer een pagina, ontvangt een harde tegenwerping van Grootmens, en verdwijnt dan weer van het toneel. Toch is deze korte tekst veelzeggend. Hierin blijkt zijn hekel aan het maatschappelijk leven van zijn tijd, dat wordt gekenmerkt door moreel verval. Hij is klaar met het geweld, de rijkdom, de hebzucht, de drang naar status. De mensen beschouwt hij niet meer als zijn soort, en daarom heeft hij zich teruggetrokken in de natuur, en vereenzelvigt zich met de dieren. Wanneer hij Grootmens tegenkomt, is hij dan ook enthousiast een medestander te hebben gevonden, die op dezelfde wijze streeft naar “authenticiteit, eenvoud, puurheid en generositeit.”

Van vader Sergius komen we veel meer te weten; in zijn jeugd was hij militair, maar door een mislukte liefdesgeschiedenis besluit hij het klooster in te gaan. Na enkele jaren lopen de conflicten met de andere monniken op, en ontevreden met zijn omgeving, besluit hij zijn eigen weg te gaan, en keert zich tot het kluizenaarschap. Weer gaat de tijd voorbij, tot een charmante vrouw genaamd Makovkina voorbij komt, die hem probeert te verleiden. Hij weet dit te weerstaan, en met de jaren groeit zijn aanzien bij de bevolking. Uiteindelijk, op de top van zijn roem, geeft hij zich toch over aan genot en gaat naar bed met een jonge vrouw. Beschaamd vlucht hij weg en begint een nieuw leven. Hij begeeft zich weer onder de mensen, al zwervend en bedelend, totdat hij wordt gearresteerd. Het verhaal eindigt tenslotte in Siberië, waar hij op nederige wijze onbaatzuchtigheid in de praktijk probeert te brengen. 

Net als de kluizenaar van Ruan Ji neemt Sergius de keus om zich af te schermen van het kwaad in de wereld. Dit is een vorm van zelfbescherming, omdat hij van zichzelf weet dat hij de verleiding niet kan weerstaan. Ook al gaat hij niet in op de avances van Makovkina en weet hij zich uiterlijk goed om te stellen als een sobere kluizenaar, toch voelt hij de heftige begeerte die hij zo verfoeit. Daarom kiest hij de omgeving van de kluizenaar, die veilig is in zijn beperkte afleiding. 

Nu is de moraal van het verhaal niet dat Sergius alle mogelijke zondes op had moeten zoeken, maar het feit blijft dat hij de deugd probeert te vinden in het wegkijken, en vandaar leeft uit angst. De parallel met Ruan Ji is duidelijk. Grootmens beschimpt de kluizenaar omdat deze zo beïnvloed wordt door wat zijn ogen zien. De ware wijze is in zijn geest onbewogen, ongeacht wat op zijn pad komt. 


Egocentrisme of Zelfcultivering? 

Beide verhalen veroordelen expliciet de weg van de kluizenaar in kwestie, wat de verhalen ook een ietwat moraliserende toon geeft. De grote valkuil is in beide gevallen deels de hiervoor besproken angst, deels het egocentrisme. Grootmens bespot zijn conversatiegenoot omdat hij zo dol is op zichzelf. De verheven houding is compleet onterecht, omdat hij precies hetzelfde doet als de andere mensen. Hij snakt op dezelfde wijze naar prestige, en is in zijn hypocrisie misschien nog wel erger dan de rest. 

Sergius is ook zijn hele leven op zichzelf gericht, op de verbetering van zijn wezen. Hij eist perfectie van zichzelf, en weet dat niet te bereiken, als militair noch als monnik. Hij wordt verscheurd door zijn tekortkomingen, die hij niet accepteren kan, en die ingaan tegen de schijn die hij weet op te houden tegenover zijn medemens. Zijn trots en koppigheid zijn de keerzijden van de eigenzinnigheid en volharding, die het ontzag wekten van zijn publiek. 

Interessant detail is dat Sergius toch in staat is tot grote dingen, ondanks zijn zelfzuchtige intenties. Dat de lof die hij ontvangt van anderen weinig waard is, is niet zo’n verrassende boodschap, maar wel opmerkelijk is dat hij genezingen kan verrichten en ook de sceptische Makovkina weet te inspireren haar leven te wijden aan religie. Bekritiseert Tolstoj hier de goedgelovigheid van het volk, dat ze geloven in wonderen als tekens van heiligheid? Gaat Makovkina niet onder valse voorwendselen het klooster in, en begaat ze dan niet dezelfde fout als Sergius zelf? Tolstojs kraakheldere moraal heeft hier een ambigue schaduw.  


Onbaatzuchtigheid of Onafhankelijkheid?

Het grote verschil tussen de twee verhalen ligt in het antwoord dat geboden wordt. Ruan Ji ziet de spontaniteit als de oplossing voor de kleinzieligheid van de kluizenaar; je dient te leven volgens de weg van de natuur. Het klassiek Chinese woord voor natuur kan ook vertaald worden met “dat wat van zichzelf zo is”. Geef niet om andermans oordeel, verdeel de wereld niet in “goed” en “fout”, maar richt je op de eenheid van de kosmos.

Het weerwoord bij Tolstoj is een zeer christelijke onbaatzuchtigheid, die Sergius na een religieuze crisis ontdekt tijdens een ontmoeting met een oude vrouw die hij nog kent van vroeger. Haar eenvoudige, accepterende, zelfloze houding staat in sterk contrast met de strenge zuiverheid die hij zelf zo ijverig zocht. Het is een levensvisie die wordt geleefd in de wereld, waar wegstoppen geen optie is. Voor Tolstoj leidt het perfectioneren van de zelf naar niets dan zelfobsessie; het worden van een goed mens wordt bereikt door te leven temidden van andere mensen. 

We kunnen deze kritiek lezen als een verwerping van het kluizenaarsbestaan, omdat in beide verhalen de houding van het personage wordt veroordeeld, en er een beter alternatief wordt geboden. Dat betekent echter niet dat we van een van hen rustig achterover mogen leunen. Hun idealen zijn misschien nog wel moeilijker te bereiken: waar de een kiest voor volledige onafhankelijkheid, kiest de andere voor volledige dienstbaarheid. Milde leermeesters zijn het inderdaad niet. 


Reacties

Populaire posts van deze blog

Yu Hua en de staat van Chinese Censuur

Muziek, Anarchie & Zweven buiten het Universum - Jan de Meyers De Weg & De Deugd

De Zoektocht naar het Menselijke na Mao: Dai Houyings Stones of the Wall