Reis naar het Noorden: De Kille Moderniteit van Feng Zhi
De naam van deze blog, Reis naar het Oosten, verwijst naar twee verschillende dingen: Allereerst het klassieke werk Reis naar het Westen. Dit 16e eeuwse boek, over de capriolen van een monnik en zijn dierlijke kameraden die een bedevaart naar India maken om soetra’s te halen, is een mijlpaal in de traditionele Chinese cultuur. Er is echter nog een ander, moderner werk waardoor het is geïnspireerd: de gedichtencyclus Reis naar het Noorden van Feng Zhi.
Deze bundel, in 1929 geschreven, is namelijk een geweldig perspectief op de moderne samenleving en de psychologische gevolgen daarvan op een individu. Toen ik het voor de eerste keer las, was ik getroffen door hoe actueel zoveel nog is voor hedendaags China, en voor de moderniteit in het algemeen.
De twaalf gedichten van Reis naar het Noorden verhalen over een treinreis van een eenzame man naar de Noord-Chinese stad Harbin. Deze kosmopolitische plek stond toentertijd onder invloed van Russische migranten, en moderniseerde in een snel tempo. Daarbij was het in groot contrast met wat Feng Zhi kende als het traditionele China, met diens waarheden en gebruiken. “Reis naar de Moderniteit” zou je het dus ook kunnen noemen (en een treinreis is dan natuurlijk het perfecte symbool).
Droge steppe, miezerregen
Deze grootse veranderingen klinken voor hem niet als toekomstmuziek. Integendeel, alle gedichten beschrijven de kille, mistroostige realiteit van de eeuw, en concluderen met de woorden “somber zo somber”. Wanhopige zoektochten naar lichtpuntjes wisselen zich af met totale verslagenheid, maar een werkelijk positief woord over het China van de jaren 20 ga je hier niet vinden.
Voor Feng Zhi staat de moderniteit immers in het teken van verlies. Het meest beeldende aspect is het verlies van natuur. Constant wordt benoemd hoe hij in de stad de vogels niet meer hoort zingen, hoe op de steppes langs het spoor geen bomen groeien. Het lijkt op T.S. Eliots The Wasteland, waarbij de spirituele leegte ook wordt vertaald naar een wereldlijke droogte. Hier is de beschrijving nooit zo definitief; steeds zoekt hij nieuwe beschrijvingen om het gemis uit te drukken. Op het ene moment is zijn omgeving een duister woud, dan is het een winters landschap, een asgrauwe wolk, een graf, een hel zonder hemel. Meerdere malen wordt de somberheid voorgesteld als een regenachtige herfst, terwijl hij het enkele pagina’s ervoor juist afbeeldt als een grote droogte, dorstig naar regen, naar betekenis. Feng Zhi lijkt wel nooit tevreden; het gebrek ligt uiteindelijk in zijn perceptie, niet in zijn omgeving. Als Nederlander kan ik permanente ontevredenheid over het weer overigens alleen maar beamen.
De afscheiding van de natuur gaat samen met de inluiding van het mechanische leven. De fabrieken en steden scheiden hem af van de oorsprong. Wanneer hij in een treincoupé naar buiten kijkt, ziet hij een prachtig licht branden, maar bemerkt de ondoordringbare muur die het raam vormt. De trein ontheemt de mens van zijn omgeving. De industrialisering brengt de mens bovendien niet alleen verder van de natuur, het vergroot ook de afstand tussen medemensen. In de snel urbaniserende steden bestaan alleen nog individu en massa, eenheden die nooit met elkaar in contact kunnen zijn.
Alomvattende leegtes
Technologische vooruitgang (in transport bijvoorbeeld) leidde ook tot meer contact met andere culturen. Dat brengt ons naar een van de interessantste passages, die gaat over de kosmopolitische sfeer van Harbin. Voor Feng Zhi betekent dit een verlies aan identiteit. Hij ziet de vermenging van culturen niet als een aanwinst. De stad is “oosters noch westers”, enkel decadent. Ook de sociale verandering is enkel een facade. De voeten van de vrouwen zijn “weer ingebonden”, doelend op het traditioneel Chinese gebruik waar de Chinese jeugd zich vurig tegen verzette. Alles lijkt misschien wel anders nu, maar de ware emancipatie is uitgebleven; de beloftes van de moderniteit zijn niet waargemaakt.
Op zoektocht naar betekenis worden alle heilige huisjes vertrapt. Moraliteit is een leeg begrip, termen als goed en kwaad hebben immers geen kader meer waarin ze bestaan kunnen. De grote kerk boezemt geen ontzag meer in, omdat alle spiritualiteit kapotbevraagd is. Ook hedonisme biedt geen oplossing. De ijdelheid van het genot kan niet genegeerd worden.
Maar het gaat nog verder. In de treincoupé beziet hij zichzelf en besluit hij dat hij, anders dan de andere, geen tragedie met zich meedraagt. Ook al is zijn leven vol verdriet, het heeft geen zin, geen betekenis zoals een tragedie dat wel heeft. Voor een ware tragedie is er een orde die de dingen bepaalt, een lot dat besluit. Feng Zhi dwaalt wezenloos, een enkeling zonder verhaal.
De reis van de ik-persoon is er kortom een waarvan je niet terug kan keren. Als er werkelijk een tragedie kan bestaan, ligt het in onomkeerbaarheid van de weg. Eenmaal aangekomen in het moderne leven is de leegte even onafwendbaar als dag en nacht.
Wat kunnen we met deze in en intrieste tekst? Zien we de gedichten als vervormde beschrijvingen van iemand met zware psychologische problemen, of beschouwen we het als een treffende duiding van onze realiteit? Zelf worstel ik met die vraag. Als iemand die van nature zwaarmoedig is aangelegd herken ik veel van zijn observaties, en raken ze me ook. Maar het voor waar aannemen van zijn woorden betekent je overgeven aan wanhoop of fatalisme. Als we de problemen van de moderniteit niet kunnen vermijden, kunnen we ze dan niet overwinnen? Kunnen we ondanks de leegte, ondanks de eenzaamheid, ondanks de ontworteling toch mens zijn, ons overgeven aan iets hogers?
Feng Zhi is later in zijn leven van mening veranderd, publiekelijk tenminste. Onder de heerschappij van Mao werd hij hoofd van het instituut van literatuur, een tandwiel in de propagandamachine van de Communistische Partij. In de jaren 50 schreef hij in de toen populaire socialistisch realistische stijl gedichten over olievelden en heldhaftige arbeiders. Of hij deed aan zelfcensuur of werkelijk heil zag in het politieke systeem, is moeilijk te zeggen. Dat geldt ook voor de vraag of de neerslachtigheid van de Reis naar het Noorden een betere kijk op de wereld is dan het kritiekloos nationalisme van zijn latere werk. Toch is de aanklacht tegen het moderne leven die ligt in deze twaalf gedichten er een die je niet zomaar naast je neer kan leggen, maar onomwonden aan dient te kijken.
Reacties
Een reactie posten